Het Nederlandse gamecongres Indigo, dat dit jaar een bijzondere sfeer uitademt, biedt een glimp van een bloeiende en begripvolle sector die volgens experts op het punt staat van een keerpunt. Met grotere zalen en een groeiend aantal deelnemers lijkt de game-industrie in Nederland haar positie te versterken. Volgens insiders beschikt de sector inmiddels over alle ingrediënten die nodig zijn voor succes.
Het besloten evenement genaamd ‘Captains of Industry’, dat voorafgaat aan het jaarlijkse Nederlandse gamecongres Indigo, doet vermoeden dat er strakke pakken, chique penthouses en zakentaal te verwachten zijn. Maar in de game-industrie is alles anders. Op dinsdagavond zijn er geen pakken te bekennen in het warme zaaltje van de start-up campus Dotslash in Utrecht. In plaats daarvan dragen de aanwezigen T-shirts en wordt er gratis bier geschonken.
Desondanks is er wel sprake van jargon, waarbij het buzzword van de avond ‘metaverse’ is. “Ja, de metaverse”, lacht Derk de Geus, voorzitter van de Dutch Games Association (DGA), terwijl hij verwijst naar een gedroomde 3D-versie van het internet waar met name Facebook CEO Mark Zuckerberg enthousiast over is. “We werken met de woorden die we hebben.”
Hoewel de term ‘metaverse’ mogelijk wordt ingehaald door kunstmatige intelligentie, blijft het tijdens deze avond vaak ter sprake komen. Niet omdat de aanwezige prominente figuren uit de Nederlandse game-industrie geloven dat het een revolutionair concept zal zijn, maar eerder omdat ze er al zo lang mee bekend zijn. “In Zuid-Korea, waar ik vandaan kom, hebben we al sinds het begin van deze eeuw ‘massively multiplayer online games'”, zegt Trisha Lee van game-uitgever Kepler tijdens een paneldiscussie. Ze doelt op grote games waarin veel spelers tegelijkertijd kunnen samenkomen. “Een metaverse is voor ons niets nieuws.”
Peter Warman, oprichter van data-analist Newzoo, knikt instemmend. “Pas wanneer buitenstaanders beseffen dat iets belangrijk is, plakken ze er een label op.” Hij maakte eerder op de avond al hetzelfde punt in zijn Powerpoint-presentatie: “bla bla metaverse crypto esports artificial intelligence”. De woorden doen er niet toe, benadrukt hij. Wat wel belangrijk is, is dat de wereld zich realiseert dat de game-industrie veel te bieden heeft in een steeds digitalere wereld.
Dit is ook het punt dat De Geus wil benadrukken. “Alles wat je nodig hebt om een 3D-wereld te ontwerpen, zijn wij al twintig, dertig jaar aan het doen. Als die transformatie echt plaatsvindt, zijn wij van cruciaal belang.” En dat geldt ook voor Nederland.
Het woord ‘potentie’ hangt in de lucht tijdens deze avond. Volgens De Geus kan dit jaar een keerpunt betekenen voor de Nederlandse game-industrie. Lange tijd stagneerde de nationale sector vanwege een gebrek aan investeringen enerzijds en het ontbreken van zakelijk inzicht anderzijds. Terwijl landen als Finland overspoeld werden door succesvolle game-ontwikkelaars, moest Nederland het vooral hebben van het snelgroeiende Guerrilla, de gigantische blockbusterstudio uit Amsterdam die inmiddels een sleutelrol speelt binnen PlayStation.
Volgens voorlopige cijfers van de Indigo-organisator Dutch Game Garden is het aantal mensen dat werkzaam is in de Nederlandse game-industrie elk jaar sinds 2019 met 5 procent toegenomen, waardoor het totaal in 2021 op ruim 4.500 kwam. Voorheen bestond deze groei voornamelijk uit eenmansbedrijven, maar nu is de groei juist te zien bij grote bedrijven. Er wordt gefluisterd dat buitenlandse gamestudio’s mogelijk naar Nederland willen komen. Sommige geruchten zijn in de afgelopen jaren al werkelijkheid geworden, zoals de vestiging van de Bungie-afdeling en de oprichting van een studio door de maker van de populaire game PlayerUnknown’s Battlegrounds.
Alle benodigde ingrediënten zijn aanwezig. Bij de barbecue vertelt een verraste Britse zakenman over het aanbod van getalenteerde gameprogrammeurs die in Nederland voor het oprapen liggen. Mensen die in het Verenigd Koninkrijk moeite zouden hebben om snel werk te vinden. “Heb je dat gehoord?” zegt De Geus. “We hebben inmiddels alle benodigde ingrediënten hier. Nederland is klaar voor groei. We hebben nog meer sterke Nederlandse gamebedrijven, zoals Triumph Studios en Vertigo Games. De game-industrie bereikt hier een kritische massa.” En ook de overheid begint dit te merken, denkt De Geus. “Het feit dat prins Constantijn hier aanwezig was tijdens de pitchmiddag, zegt veel.” In 2021 bedroeg de totale omzet van de Nederlandse game-industrie tussen de 420 en 440 miljoen euro. In 2018 was dat nog tussen de 225 en 300 miljoen euro. Ter vergelijking, de omzet van de Nederlandse muziekindustrie bedroeg in 2021 282 miljoen euro.
Hoewel game-ontwikkelaars vaak het gevoel hebben dat de buitenwereld games nog steeds beschouwt als kinderentertainment en ze zich daardoor genegeerd voelen, lijkt ook het publiekscongres Indigo, dat een dag na het besloten evenement plaatsvindt, anders dan voorgaande jaren. Indigo wordt niet langer gehouden in bioscoophallen en restaurants, maar in de grote zalen van het Van der Valk-hotel in Utrecht. De lunch is voor het eerst gratis en de toegangsprijs ligt met meer dan 100 euro aanzienlijk hoger dan een paar jaar geleden, toen het nog gratis was voor bezoekers.
Gedurende de hele dag worden er in drie zalen lezingen gegeven over onderwerpen variërend van vormgeving van dorpen in de blockbuster game Horizon Forbidden West en virtual reality tot zakelijke aspecten van de industrie. Succesvolle oudere game-ontwikkelaars maken zich nog steeds zorgen over het gebrek aan zakelijk inzicht bij jonge Nederlandse ontwikkelaars, dat lange tijd groei heeft belemmerd. Jonge game-ontwikkelaars willen vooral kunst maken en denken niet altijd na over de commerciële kant ervan. “Maak een game niet alleen voor jezelf”, benadrukt Ivo Wubbels, eigenaar van Engine Software, dat al dertig jaar bestaat, aan zijn toehoorders.
Verderop, voorbij het bier, de lezingen en de games, gaat de evangelisatie rustig door. Tegenover voornamelijk ambtenaren vertellen gamejournalist Bas Vroegop, game-archivist Wytze Koppelman en Martine Spaans, directeur van de Dutch Games Association, over ‘de culturele impact van de game-industrie’. Spaans wijst vooral op het probleem dat zich nu voordoet en dat de ambtenaren in hun eigen gemeenten zouden kunnen oplossen. “We hebben een van de beste game-opleidingen ter wereld in Breda, maar de helft van de studenten vertrekt. Het is een braindrain”, zegt Spaans. En ze voegt eraan toe: “Onze grootste gamebedrijven, zoals Guerrilla en Vertigo, konden alleen groeien dankzij buitenlandse investeringen.” Ze pleit voor geld en ondersteuning, een lang gekoesterde wens van de lokale industrie, die nog steeds jaloers kijkt naar de overheidsinvesteringen in Finland.
Toch klinkt Spaans achteraf optimistisch. “Vroeger moesten we de basis van games uitleggen, en daarna nog meer basis. Nu begrijpt de overheid ons beter. We zien dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bijvoorbeeld vaker met ons in gesprek wil.” Volgens haar is dit een aanzienlijke verandering ten opzichte van twee jaar geleden, toen zij en enkele andere ontwikkelaars besloten om de kwakkelende belangenorganisatie DGA nieuw leven in te blazen. “Er is eindelijk momentum.”